Ingesprek

Aansluitend bij het jaarthema ‘ontmoeten’arrangeren we dit jaar een aantal ontmoetingen tussen jongeren en ouderen. In iedere Kerkklanken plaatsen we een verslag van zo’n ontmoeting onder de titel ‘In gesprek’.

Het derde gesprek is tussen Pieter Hobma (62 jaar) en Mart Koornneef (11 jaar). Wat hen verbindt is dat ieder mens uniek is. Ze ontmoeten elkaar bij Pieter thuis. “Dat is een nautilus!” roept Mart uit. Hij heeft z’n jas nog niet uit, of z’n oog valt op de mooie schelp op Pieters kast. Een nautilus is een schaaldier, eigenlijk een inktvis, die al tweehonderd miljoen jaar rondzwemt en niet veranderd is. Een zogeheten levend fossiel. Pieter pakt de nautilus en laat ‘m van dichtbij zien. “Maar dit is geen fossiel hoor.” Binnen de kortste keren gaat het gesprek over haaien, roggen en zoetwatermosselen. Mieke, Pieters zus, laat een mooie mossel zien. Die verzamelt ze. De mossel brengt hen bij het strand. Pieter vertelt dat hij als kind in Heiloo woonde. Vanuit zijn zolderkamer zag hij de duinen, waarachter hij de zee wist. Heinoo ligt niet ver vanAlkmaar. Zo komt het gesprek op voetbal. Want inAlkmaar speeltAZ. “Ik ben altijd fan vanAZ geweest.” zegt Pieter. “Ik ben fan van Feyenoord”, reageert Mart. “Dat moet van mijn vader, want het zit in de familie.”Als bij toverslag gaat het vervolgens over modelvliegtuigjes die Mart maakt, en modelhuisjes die Pieter vroeger maakte. De maanlanding in 1969 komt ter sprake, een luchtbuks die Mart graag wil hebben ­ een familiestuk ­ en carbidschieten met oudjaar. Het gesprek is dan nog geen tien minuten aan de gang…

Op de vraag waarin ze hun uniek zijn ervaren, vertelt Mart dat de meeste kinderen in zijn klas voetballen of op korfbal zitten. Zelf doet hij aan waterpolo en wedstrijdzwemmen. “In het water voel ik me thuis.” Pieter vertelt dat hij als jongen niet zo sterk en nogal op zichzelf was. Op school had hij weinig vrienden. Wel kon hij goed leren. Hij hielp zijn klasgenoten met huiswerk. Daardoor telde hij mee. Maar verder was hij een buitenbeentje. Zijn moeder leerde hem sociale omgangsvormen. Wat hij en zijn ouders toen nog niet wisten, bleek pas vele jaren later: Pieter heeft een vorm van autisme. Dat buitenbeentje zijn wordt door Mart herkend. “Ik voelde me ook altijd een buitenbeentje. Ik werd op school veel gepest. De ene helft van mijn hoofd zei dan: ren weg of sla erop los. De andere helft zei: blijf rustig, kalmeer.” Pieter reageert hierop: “Ja, onder het maaiveld blijven is fijn. Niet opvallen heeft voordeel.” Daarop vertelt Pieter hoe hij van een groep jongens die belletje trok afkwam. “Ze lieten telkens één jongen aanbellen. Dat was een gekleurde jongen. Ik heb hem aangesproken: weet je wel dat ze jou gebruiken en dat jij hun pispaaltje bent? Daarna ben ik nooit meer lastig gevallen.”

Op de lagere school kreeg Pieter extra les: Frans. Na het gymnasium voelde hij weinig voor het studentenleven. In plaats van naar de universiteit te gaan deed hij op advies van zijn vader een opleiding boekhouden. Hij werd accountant en boekhouder. Zijn autisme bracht hem ook voordeel: hij heeft oog voor details. Zodoende kon hij exact werken en kon hij boekhoudfouten achterhalen, tot tevredenheid van zijn klanten.

Mart krijgt nu, net als Pieter destijds, ook extra opdrachten op school. Hij is trots op zijn sneeuwpop van wol die hij maakte. Ook vindt hij het een voordeel dat hij eerst denkt en dan doet. “Laatst maakten we een toren van touw en plakband. De andere kinderen gingen zo maar wat doen. Dat ging natuurlijk mis. Ik denk dan eerst na hoe het kan. Pas dan begin ik.”

Dat herkent Pieter. Zo leerde hij schaken via een cursus op de tv. Wat hem hielp betere cijfers voor wiskunde te halen. “Want ik leerde systematisch en logisch denken.” Mart heeft ook schaken geleerd. Van zijn ouders. Opeens gaat het gesprek over het herdersmatje, rokeren en andere schaakstrategieën. Een van Pieters hobby’s is geschiedenis van vreemde talen en de achtergrond van woorden. Hij geeft Mart een paar voorbeelden. Mart is ook in talen geïnteresseerd. “Maar straks in het eerste van het gymnasium krijg ik nog geen Duits. Pas in de tweede. Dat vind ik wel jammer.”

Pieter heeft nog een hobby: afval rapen. “Je kunt je wel ergeren aan al die troep op straat, maar je kunt er ook wat aan doen.” Hij is lid van de Deventer Schoon Familie. Dat spreekt Mart aan. Hij wil later iets worden met natuur of duurzame energie. Hij wil zich inzetten voor een betere wereld, tegen houtkap en zo. Misschien gaat hij daarvoor wel de politiek in.

Pieter en Mart herkennen elkaar in de manier waarop ze denken en naar de wereld om hen heen kijken. Op slimme dingen zijn ze trots, en ze begrijpen van elkaar hoe ze met moeilijke dingen omgaan. Pieter over Mart: “Ik hoop dat je slim en open blijft en dat je kritiek durft te geven.” Mart over Pieter: “U wilt ingrijpen op een goede manier. Niet door te slaan maar door mensen de ogen te openen. Ga daarmee door.” Mieke heeft bij het gesprek toegeluisterd.Als laatste doet zij haar mond open. “Jij lijkt op Pieter”, zegt ze, “Je zus mag heel blij met je zijn!”Als het aan Pieter en Mart ligt, gaan ze elkaar meer ontmoeten…

ds. Henk Schuurman