Hier sta ik

In het jaar waarin we 500 jaar Protestantisme gedenken zullen we de gevleugelde worden ‘Hier sta ik’ vaak horen. Woorden die aan Luther zijn toegeschreven, gevolgd door ‘ik kan niet anders’. Tijdens een verdedigingsrede in 1521 had hij aangegeven in geweten aan het Woord van God gebonden te zijn. Daarom kon hij niet tegen zijn geweten ingaan. ‘Zo helpe mij God.’ Anderen hebben dat al snel verdicht tot ‘Hier sta ik, ik kan niet anders. Zo helpe mij God.’

De columns van predikanten en kerkelijk werkers gaan dit jaar over ‘Hier sta ik’. Het kan een plaatsbepaling zijn, maar ook een heel andere vorm aannemen.

Waar sta ik? Waar sta ik als het over Pinksteren gaat? Feest waarop we vieren dat de Geest van God mensen in vuur en vlam zet. De Geest die leven schenkt, die adem/lucht geeft, die als een wind waait en mensen in beweging zet. Waar sta ik in dit alles? Dat wisselt.

Soms voel ik me verwant met de leerlingen die in verwarring bij elkaar zitten: biddend, wachtend. Hoe nu verder? Hoe nu verder met al hun ervaringen nog in hun lijf. De tijd dat ze met Jezus optrokken en zagen hoe mensen recht werd gedaan, gezien en gehoord werden, weer tot leven kwamen. Maar ook merkten dat ze Jezus maar moeilijk konden volgen, verstaan: wat bedoelt hij nu eigenlijk? Wat wil hij van ons? Ervaringen van teleurstelling, boosheid, verdriet over de weg die dood liep aan het het kruis. Jezus veroordeeld, dood, einde verhaal. Ervaring van verbijstering en vreugde toen hij zich liet zien. Hij leeft! Maar ook van angst, want hoe zullen de priesters en de schriftgeleerden daarop reageren? Laten we maar bij elkaar gaan zitten achter gesloten deuren. En dan die explosie. De Geest krijgen en de visioenen en dromen weer zien. We gaan verder met het verhaal van God met mensen, het verhaal van bevrijding, van leven, van vrede en recht.

Die ervaringen en vragen van de leerlingen en dan soms weten: Dit is het! Dat moet worden gezegd! Dit moet worden gedaan! Het is herkenbaar. Op momenten dat je dichtbij mensen mag staan als ze ziek zijn, tegenslag hebben, als hen onrecht wordt aangedaan: soms reiken ze je zelf woorden aan van leven, van kracht en moed; soms vallen ze jou in en kan je die woorden aan hen geven als steun, troost, bemoediging. Op momenten dat je met een preek bezig bent en je ziet hoe je de brug moet slaan tussen dat eeuwenoude verhaal en de situatie van nu. Op momenten waarop je samen met andere mensen je protest laat horen als er machtsmisbruik is, onrecht wordt gedaan, mensen in de kou blijven staan.

Er zijn momenten waarop ik me meer verwant voel met al die naar Jeruzalem toegestroomde mensen. Die, onverwacht, als uit de hemel gevallen, opeens ervaren dat mensen elkaar verstaan dwars door alle verschillen heen van leeftijd, van afkomst, van geloof, van taal. Een blik van herkenning als je elkaar aankijkt, een handdruk die zegt waar even geen woorden voor zijn. En dan opleven en moed krijgen. Er is toekomst, er is hoop, we kunnen er weer tegen aan.

Een gedicht van Marijke de Bruijne geeft de vele kanten van de Geest weer (Lied 691):

 

De Geest van God waait als een wind op vleugels van de vrede,

als adem die ons leven doet, deelt ons een onrust mede

die soms als storm durft op te staan, geweld en kwaad durft tegengaan,

een koele bries die zuivert.

 

De Geest van God is als een vuur, als vlammen felbewogen,

verterend wat aan onrecht leeft, een gloed vol mededogen.

Een vonk van hoop in onze nacht, een wenkend licht dat op ons wacht,

een warmt’ in hart en ogen.

 

In stilte werkt de Geest van God, stuwt voort met zachte krachten,

een wijze moeder die ons hoedt, een bron van goede machten.

Zij geeft ons moed om door te gaan, doet mensen weer elkaar verstaan,

omgeeft ons als een mantel.

Trjnie Plattje, predikant Colmschate-Schalkhaar