De Protestantse Gemeente Colmschate-Schalkhaar is een veelkleurige gemeente met circa 2300 gemeenteleden. Een vierde deel hiervan is jonger dan 25 jaar. De kerkelijke gemeente bevindt zich te midden van een aantal nieuwbouwwijken en is daardoor voortdurend in beweging. De PGCS viert haar erediensten in de Ichtuskerk in Colmschate. Voorheen waren er ook vieringen in een ruimte van het zorgcentrum Park Braband in Schalkhaar.
De historie van de PGCS
In het verleden maakten zowel Colmschate als Schalkhaar deel uit van de burgerlijke gemeente Diepenveen. Tot 1843 vormden Diepenveen en Colmschate ook een kerkelijke (Hervormde) Gemeente. In dat jaar werd bij Koninklijk Besluit aan de Hervormde ingezetenen van de afzonderlijke buurtschappen de vrijheid verleend om de Hervormde Kerk Colmschate te vormen. De kerkelijke grens tussen Diepenveen en Colmschate liep dwars door (het katholieke) Schalkhaar. In de jaren vijftig van de vorige eeuw is deze grens gecorrigeerd en kwam Hervormd Schalkhaar kerkelijk bij Colmschate.
Vanaf 1974 begon een periode van grootschalige woningbouw in het van oorsprong agrarische Colmschate. De kerk in Colmschate wordt omgeven door een aantal nieuwbouwwijken, anders dan in Schalkhaar waar sprake is van een oude dorpskern. Overigens wordt Schalkhaar in toenemende mate eveneens omsloten door (kleinere) nieuwbouwwijken. De uitbreiding van het aantal inwoners heeft uiteindelijk geleid tot een Samen-Op-Weg proces dat in 1987 resulteerde in een federatieve Hervormd-Gereformeerde Kerkgemeente Colmschate/Schalkhaar.
Op 17 juni 2005 is de gemeente gefuseerd tot Protestantse Gemeente Colmschate-Schalkhaar. Op dit moment bestaat de Kerkelijke gemeente Colmschate-Schalkhaar uit ca. 2300 leden. Burgerlijk gezien maken Colmschate en Schalkhaar onderdeel uit van de gemeente Deventer, echter in kerkelijk opzicht is de gemeente geheel zelfstandig.
150 jaar kerk in Colmschate
Naar aanleiding van het 150-jarig bestaan van onze gemeente in Colmschate, werd een boekwerkje uitgebracht. De titel daarvan is: “150 jaar kerk in Colmschate”. Het is samengesteld en geschreven door onze gemeenteleden Gerda Vloedgraven, Marcel Roelofs, Inez Baylé en Sjoerd Loonstra. De volledige inhoud kunt u hier lezen. Veel leesplezier!
Het tegenwoordige Colmschate heeft een lange geschiedenis. Al voor onze jaartelling hebben er in dit gebied mensen gewoond. In 1927 vond men tijdens opgravingen op het Banekaterveld urnen die uit de late Bronstijd, begin van de IJzertijd, stammen. Onlangs zijn er nog sporen van vroege bewoning gevonden in het gebied waar de Scheg wordt gebouwd. De oorsprong van de naam Colmschate is onduidelijk. Eén verklaring zegt dat de naam stamt uit de tijd dat er kolenbranders in de bossen rondom Deventer woonden. Zij sloegen hun spullen op in schuren of “kollenschoaten”. Uit deze kollenschoaten is in de loop der eeuwen vermoedelijk de naam Colmschate ontstaan. Pas in de veertiende eeuw komen we de naam Kolmenschate in de “boeken” tegen. Er is dan sprake van ene Willem Douvelt, schout van Kolmenschate (1368). Het schoutambt Kolmenschate was een veel groter gebied dan wat we nu als Colmschate kennen. Het werd begrensd door de IJssel, de buurtschap Epse, de kerspelen Bathmen en Holten en de schoutambten Kaalte en Olst.
In de 16e eeuw, tijdens de 80- jarige oorlog, kreeg Koning Philips II op een gegeven moment financiële problemen. Om zijn troepen te kunnen betalen liet Philips stukken grond verkopen of verhuren. In 1576 gaf hij het schoutambt Kolmenschate “in pandschap ende beleeninge” aan de Burgemeesters, Schepenen en Raad der Stad Deventer. Het schoutambt Kolmenschate werd toen bestuurd door schout Henrick Jacobsen. In het jaar 1811 raakte Deventer de zeggenschap over het schoutambt Kolmenschate weer kwijt. Bij decreet van Keizer Napoleon werd het schoutambt Kolmenschate een zelfstandige gemeente: la mairie de Diepenveen. Waarschijnlijk kreeg de nieuwe gemeente de naam Diepenveen omdat in de buurtschap Diepenveen de enige hervormde kerk van het schoutambt stond. De eerste burgemeester van de nieuwe gemeente was Daniël Gerhard Hendrik Smijter. Het schoutambt bestond uit zes marken: de Gooier Marke, de Marke van Oxe, de Marke Rande, de Marke Borgel, de Marke van Tjoene, de Marke Rande en de Marke Averlo. Zo’n marke was weer onder te verdelen in een aantal buurtschappen.
De Gooier Marke was verdeeld in acht buurtschappen: Wechele, Riele,Weteringen, Essen, Ortele, Okkenbroek, Lettele en Linde. Het dorp Colmschate is te vinden in de buurtschap Weteringen. Deze buurtschap bestond ook weer uit twee delen: Hoge Weteringen en Lage Weteringen. Tot begin jaren zestig werden de huisnummers ten noorden van de weg naar Holten (Holterweg) voorafgegaan met een “W”. Dit was het gebied Hoge Weteringen. Ten zuiden van deze weg stond er een “C” (van Colmschate) voor het huisnummer. Dit gebied was Lage Weteringen. Bijna het hele schoutambt Kolmenschate bestond uit zandgronden met grote stukken heide. Voor de meeste bewoners was de landbouw (rogge, boekweit, haver, gerst) het belangrijkste middel van bestaan. Daarnaast werd er op kleine schaal nog wat vee gehouden. Op verschillende plaatsen in het schoutambt werd ijzererts gevonden. Dit erts werd o. a. verwerkt tot potten, kachels en kanonnen. Deze produkten werden veel naar Duitsland verkocht en over de Schipbeek en de Regge daar naar toe vervoerd.
De buurtschappen die aan een handelsroute lagen ontwikkelden zich tot dorpen. Ook Colmschate bevond zich aan een dergelijke handels- of doorgaansroute. Gevolg hiervan was dat allerlei bedrijfjes en bedrijven zich hier vestigden. Naast allerlei boerenbedrijven waren er in Colmschate o.a. een vleesfabriek (Linthorst), een klompenfabriek, een melk- of “botterfabriek”, verscheidene bakkerijen (Bloemendal, Rouwendal, Cellarius, Veldwachter), een kapper, een schoenmaker . Colmschate had vroeger zelfs een eigen NS-station (rechts voor de spoorwegovergang, als je richting Schalkhaar gaat). De lijn werd tussen 1882 en 1885 aangelegd. De halte Colmschate werd in de dertiger jaren opgeheven. In 1974 kwam Colmschate, als gevolg van een gemeentelijke grenswijziging, weer onder Deventer bestuur. Dit feit heeft grote gevolgen gehad voor Colmschate. Aangezien Deventer nergens meer kon uitbreiden startte men in het “nieuwe gebied” met nieuwbouw. Wijken als het Oostrik, Groot Douwel, Blauwenoord, Veldpape, de Colmschater Enk, het Roessink, het Bramelt, het Essenerveld zijn als paddestoelen uit de grond geschoten. In een kleine twintig jaar is het dorp Colmschate uitgegroeid tot een grote nieuwbouwwijk van Deventer, met alle mogelijke voorzieningen. Volgens schattingen zal eind 1993 het aantal inwoners van Colmschate zijn gegroeid tot ongeveer 17.000.
Op de Kerkeraadsvergadering van 21 november 1839 te Diepenveen werd er (voor het eerst) gesproken over de oprichting van een gemeente te Colmschate. Er was “behoefte aan een afzonderlijke leraar en bedehuis ten dienste van de verst afgelegen buurtschappen, welke een aantal van meer dan 800 hervormden bevattende, grotendeels 1 1/2 tot 4 1/2 uur lopen van het kerkgebouw te Diepenveen verwijderd waren”.
In die tijd werd er vier maal per jaar in een bekrompen boerenwoning “de Hulle” avondmaal gevierd. Omdat er in de onmiddelijke nabijheid veel paarden en runderen liepen werd de aandacht soms op een treurige wijze gestoord. Voor de bouw van een kerk en een pastorie was ƒ 12.000 vereist. Ondanks het feit dat vele gemeenteleden niet zo welgesteld waren hadden ze samen zo’n ƒ 4.000 toegezegd. Gedeputeerde Staten hadden in 1840 ƒ 300 en in 1841 ƒ 250 toegezegd. Ook was er aan de gemeente Diepenveen een bijdrage uit het fonds voor noodlijdende kerken toegezegd. Toch bleef er rond 8 februari 1841 nog een groot tekort.
Op l april 1843 schrijft de Minister van Staat, de heer H. v. Zuylen van Nijevelt aan de Kerkvoogd en Notabelen der Hervormde Gemeente van Colmschate en diakenen en ouderlingen:
Ontvangen hebbende Zijner Majesteits besluit van den 24 dezer no.100, op een adres van de Commissie voor de zaken eender nieuwe op te rigten gemeente, onder Diepenveen (Overijssel) waarbij gezien Zijner Majesteits besluit van den 11 November 1841 No.71.
- Ingevolge de bij laatstgenoemd besluit gegevene toezegging de Hervormde ingezetenen der buurschappen Riele, Linde,Hooge en Lage Wetering, Oxe, Essen, Ortele, Lettele en Okkenbroek worden afgescheiden van de Hervormde gemeente van Diepenveen met bepaling dat zij voortaan eene afzonderlijke Kerkgemeente zullen vormen, onder den naam van Colmschate met een eigen predikant, wiens jaarwedde uit ’s rijks Schatkist wordt vastgesteld op zes honderd vijftig gulden (f.650) in te gaan met den dag dat de te beroepen predikant in dienst van de gemeente zal zijn bevestigd.
- De Minister van Staat voornoemd wordt gemagtigd om aan den Kerkeraad der genoemde gemeente van Colmschate, handopening te verleenen, tot het beroepen van een predikant, alsmede om alle zoodanige schikkingen te maken of te bekrachtigen als alnog, ten gevolge van de boven bepaalde kerkelijke afscheiding, ten aanzien der belangen van kerk en Diaconie mogten worden vereischt.
Op 7 april 1843 schrijven twee ouderlingen Albert Kloosterboer, Teunis Reusink en de twee diakenen Gerrit Bielderman en Mannes Schrijver, dan officieel nog behorend bij de gemeente Diepenveen, een verzoek aan het klassikaal bestuur van Deventer om erkend te worden als kerkeraad van de nieuw opgerichte gemeente van Colmschate. Tevens verzoeken zij tot benoeming van een consulent. Op 11 april 1843 schrijft het klassikaal bestuur van Deventer een brief aan de kerkeraad van Colmschate dat zij:
Heeft goedgevonden en verstaan:
- genoemde A. Kloosterboer, T. Reusink, G. Bielderman en M. Schrijver als kerkeraad der gemeente van Colmschate, en wel de beide eerstgenoemden als ouderlingen en de beide laatstgenoemden als diakenen van den zelven te erkennen.
- tot consulent van gezegde gemeente van Colmschate provisioneel te benoemen den heer H.C.H. Reijers predikant te Diepenveen.
- deszelfde lid den Heer P.C. Molhuijssen, predikant te Deventer te committeren om den kerkeraad der gemeente van Colmschate te installeren en het herderlijk opzigt over die gemeente aan den Heer H.C.H. Reijers als consulent op te dragen.
Op 19 april 1843 vond de eerste vergadering van de kerkeraad plaats in de Kerkekamer der nieuwe gemeente van Colmschate. Bij deze vergadering was de Deventer predikant P.C. Molhuijssen als gecommiteerde en lid van het klassikaal bestuur aanwezig om de benoemde kerkeraad te installeren en ds Hendrik Cornelis Hermanus Reijers het herdelijke werk als consulent op te dragen.
Op zondag 23 april 1843 vond de eerste dienst plaats onder leiding van Ds Reijers. Boekzaal der geleerde Waerelt schreef hierover : De Godsdienstoefening, door een kort gebed geopend zijnde, verklaarde de Leeraar de Hervormde Ingezetenen van dezen oord, in den naam des Konings en van het Klassikaal Bestuur van Deventer,voor eene afzonderlijke Gemeente, onder den naam van COLMSCHATE, waarna het Kerkgebouw door een plegtig dank- en smeekgebed, door het gemeenschappelijk gezang, (Gez. III : 3) en door het lezen van het woord des Verlosser. (Joh. XIV : 1-10) tot deszelfs verhevene bestemming werd afgezonderd. Hierop volgde de feestrede Over de roeping der Christelijke Gemeente, tot verheerlijking van God, naar aanleiding van Efez. III : 21, welke rede door het zingen van Psalm C en Gez. IV: l en 8 werd afgewisseld.
Op 22 mei 1843 kwam de kerkeraad bijeen en werd de weieerwaarde heer Lucas Jacob van der Veen, kandidaat bij het provinciaal kerkbestuur van Overijssel, beroepen tot herder en leraar van de gemeente Colmschate mits de vereiste approbatiën binnen waren. De waarnemend koster (Reicholt) werd opgedragen de brief waarin de beroeping vermeld stond naar het huis van de beroepene het Vesterbosch te Oxe te brengen.
Op de kerkeraadsvergadering van 14 juni 1843 kwam de aanneming van het beroep ter tafel. Nadat de approbatie van Z.E. der minister van Eeredienst, J.M. den Koning (IQ juli 1843, no.2) was binnengekomen vond de bevestiging van de weleerwaarde Heer L.J. van der Veen plaats op 13 augustus 1843. Deze bevestiging werd uitgevoerd door ds. Reijers en bij deze gelegenheid werd er gepreekt over Efezen 4 vers 16.
Op 22 juni 1842 werd door ds. Reijers de eerste steen van de kerk van Colmschate gelegd. Het kerkgebouw was een zogenaamde Waterstaatskerk, (zie foto). Het werd gebouwd op Erve Swormink in het Essenerveld. Omdat de bouwtekening verloren is gegaan is niet geheel duidelijk hoe het kerkje er precies van binnen heeft uitgezien. Aan de hand van mondelinge informatie is getracht een reconstructie te maken. Het gebouw had een voorportaal die over de hele lengte van de kerk liep (zie schets). Links en rechts was er een deur waardoor men de kerk binnenkwam. Achterin de kerk waren er links en rechts verhoogde zitplaatsen (loges) die men via een klapdeurtje betrad. Dit waren zitplaatsen voor de meest betalende kerkgangers.
Op een bepaalde dag in het jaar werden alle zitplaatsen voor een heel jaar verpacht, hetgeen veel leek op een soort territoriumstrijd. De banken waren bruin en zeer smal en oncomfortabel. Moeders moesten soms hun kinderen vasthouden om te voorkomen dat ze uit de bank zouden vallen. Voorin de kerk stond in het midden de preekstoel. De vloer van de preekstoel was instelbaar. Het is een keer gebeurd dat deze vloer niet goed was vastgezet. De ongelukkige dominee verdween uit het zicht en riep geschrokken: “Waar is de koster?”
Boven de preekstoel was een met gordijnen afgeschermd balkon waar het orgel stond. Het orgel was een zogenaamd traporgel. Er waren 2 mensen bij nodig. Eén persoon de organist en de ander was de trapper die lucht moest maken. Het orgel werd 62 jaar door G. Brinkman bespeeld. De heer Grotenhuis was jarenlang “de trapper” Dichtbij de preekstoel stond een avondmaalstafel. In de kerk hingen de zwarte psalmborden met gouden kroontje en het predikantenbord. Al deze borden hangen nu voorin de huidige kerk.
Links en rechts van de preekstoel stonden de banken van het College. De kerk was door de kleine ramen vrij donker. Voorin de kerk was een deurtje waardoor men in een hal kwam. In de hal was verder nog een deur naar buiten en een deur naar de consistorie, die ook wel Leerkamer genoemd werd.
Omdat de verwarming ontoereikend was werden er door mevrouw Cellarius stoven in de kerk geplaatst. Deze bestonden uit een houten bakje met openingen aan de bovenkant. Hierin werd een aarden pot geplaatst waarin een brandende turf zat. De stoven werden bij Cellarius opgeslagen.
Aangezien het torentje boven de ingang zat heeft het klokketouw vermoedelijk in het voorportaal gehangen. Als je de kerk verliet zag je de tekst “Alzo lief heeft God de Wereld dat Hij zijn eniggeboren zoon…” in de boog boven de deur staan.
Aan de buitenkant stond boven de groene kerkdeuren ook een tekst: Gode zij de heerlijkheid in de gemeente, door Christus Jezus. (Efez III 21a)
Het kerkje was in 1938 zeer bouwvallig en daarom werd er besloten het af te breken.
Van alle predikanten die in Colmschate gestaan hebben of nog staan is ds. Haspels waarschijnlijk de enige die landelijke bekenheid heeft gekregen. Deze bekendheid heeft hij niet zo zeer gekregen als dominee maar als schrijver. In zijn boek “Ab-Hurck” lijken veel van zijn belevenissen in Colmschate terug te vinden.
George Frans Haspels is geboren op 7 april 1864 te Nijmegen. De weg van de aanstaande dominee voert na de lagere schooljaren op de Klokkenberg via het Nijmeegse gymnasium naar de Utrechtse universiteit.
In “Menschen in de Schaduw” wordt een karaktertrek van hem beschreven :
“De jonge Haspels die, blijkens zijn kleurige jeugdherinneringen later, ook in die jaren al sterk met het oog geleefd moet hebben, heeft het op school niet gemakkelijk. De school tracht ons een leven, dat wij nog niet ervaren hebben, door een systematische ordening te leren beheersen, maar een natuur als die van Haspels kan geen ordening aanvaarden dan die uit de ervaringen van het leven zelf opspringt.”
In 1888 deed Haspels zijn intrede in Colmschate, het was zijn eerste gemeente. Hij probeerde aansluiting te krijgen bij de boerenbevolking door zich te verdiepen in hun problemen. Zo had hij wat studie gemaakt van de, toen juist opkomende, nieuwe bemestingsmethoden. Hij zag in dat de schrale grond door de kunstmest veel meer zou kunnen opbrengen en vroeg, om dat aan te tonen, aan zijn kerkvoogdij een klein hoekje kerkeland ten gebruike, waar niets groeien wou dan wat mager gras en hei. Voor de ogen van zijn sceptische kerkvoogden maakte hij er een mooi stukje grasland van! In 1893 trouwde hij met Charlotte Kleyn van Brandes, dochter van een kunstschilder die op de “Achterhoek” woonde. In 1896 vertrok hij naar Kralingen.
Snel na de komst van ds. A. van der Walle in 1937 werd besloten tot de bouw van een nieuwe kerk. Ds. van der Walle had in Deventer al gehoord over allerlei bestemmingsplannen en trok hieruit de conclusie dat de bouw van de kerk beter op een andere plaats kon geschieden. Hij informeerde bij de heer Nokkert of deze bepaalde weilanden nog nodig had. De heer Nokkert wilde de weilanden wel afstaan aan de kerk. Cellarius was bereid om de grond waar de oude kerk op stond aan te kopen.
Ds. van der Walle had de architect van de Vrijzinnig Protestantse Kerk in Apeldoorn op het oog om een kerk te ontwerpen. Het was zijn plan om een grote witte kerk op een heuvel te zetten waar omheen veel ruimte zou zijn.
Ds. van der Walle heeft zich erg ingespannen om de benodigde gelden bij elkaar te krijgen. Zo was er een bewoner van de Oxerhof die duizenden guldens schonk. Ook waren er vele boeren die een deel van hun erfenis beschikbaar stelden voor de bouw. Er was ook een gift van H.M. Koningin Wilhelmina bij.
Binnen een jaar was er voldoende geld om met de bouw te beginnen. Mevrouw van der Walle vroeg mevrouw Cellarius (in haar bakkerij) een taart te bakken waarop het toegekende bedrag prijkte. Ds. van der Walle wilde nu zijn plan, zoals boven beschreven, uitvoeren. De kerkeraadsleden wilden echter dat de kerk op dezelfde plaats gebouwd zou worden. Volgens de kerkeraadsnotulen uit die tijd zou ook 70 a 80 % van de gemeenteleden daar voor zijn. In een dikke brief met vele handtekeningen lieten ze dit weten. Deze brief werd op de dag van de beslissende kerkeraadsvergadering bezorgd. Mevrouw van der Walle liet toen de taart die voor de vergadering bedoeld was bij de school bezorgen. De kerkeraad besloot ook om de architect W. Verschoor de opdracht te geven. Ds. van der Walle uitte zijn teleurstelling met de woorden: “Het nageslacht zal U dit niet in dank aanvaarden. Hierbij is de vergadering gesloten”
In het Bouwkundig Weekblad Architectura van 27 april 1940 werd de nieuwe kerk beschreven. Onderstaande tekeningen maken hier deel van uit.
Op 8 maart 1938 verlenen B&W van Diepenveen toestemming tot de bouw. In de krant Salland van 11 maart 1938 lezen we het volgende :
Dezer dagen werd in de consistoriekamer van de Nederlands Hervormde Kerk alhier, door het kerkbestuur onderhands aanbesteed het bouwen van een nieuwe kerk, ter vervanging van de oude, die in 1844 werd gebouwd. Aanbesteed werd het bouwen van een nieuwe kerk met aangrenzende localiteit. Ingeschreven hadden 14 firma’s:
hoogste inschrijfster was de firma J.H. Warnshuis te Lochem voor f 29.445, laagste inschrijfster was de firma J.Berends te Deventer voor f 23.343.
De begroting voor het bouwen der kerk was f 24.134. Er is gedurende twee dagen een bazar gehouden,in het gebouw voor Christelijke Belangen, ten behoeve van nieuwbouw. Deze werd georganiseerd door ds van der Walle en diens echtgenote. De opening gebeurde door de burgemeester.
De kerk werd in enkele maanden opgebouwd. Bij de bouw kwam een der bouwvakkers te vallen, hij overleed ter plaatse. De firma J. Berends en Zonen heeft de kerk gebouwd voor f 23343. Voor banken, kansel, doopvont en tafels werd f 3018 uitgegeven. De centrale verwarming kostte f 1615, de licht-kronen met wandarmen f 985 en het orgel f 1682. De foto is genomen toen de kerk in aanbouw was. Het jongetje in de box is Tonnie van der Walle.
In de periode tussen afbraak van de oude kerk en opbouw van de nieuwe kerk werden er diensten gehouden in het Verenigingsgebouw van de Stichting voor Christelijke Belangen.
Op vrijdag 16 september werd 1938 werd de nieuwe kerk ingewijd. De eerste eredienst was op zondag 18 september. Deze dienst werd geleid door ds. van der Walle en werd opgeluisterd door de bekende Arnhemse organist Arnold Wagenaar.
Een echte beschrijving van de gebeurtenissen in en rond de Colmschater kerk in de Tweede Wereldoorlog is er nog niet. Maar de onderstaande gegevens, gebaseerd op de herinneringen van mevrouw van der Walle en het echtpaar Bolink-Memelink, geven toch een aardige indruk van wat zich in die tijd afspeelde.
De oorlogstijd moet voor de bevolking van Colmschate zeer moeilijk zijn geweest. In Huize de Achterhoek woonde destijds een rijk zakenman uit Nederlands-Indië, die een vooraanstaand NSB-lid was. Met lichtkogels nodigde hij de bewoners van Colmschate en omgeving uit voor zijn lezingen. Deze man heeft helaas een sterke invloed gehad op de plaatselijke bevolking.
Tijdens de oorlog kwamen er allerlei mensen in Colmschate ten einde voedsel te kunnen vergaren. Volgens mevrouw van der Walle, echtgenote van ds. van der Walle, hebben vele boeren zeer gul gegeven. Er waren echter ook mensen die zich verrijkt hebben ten koste van de hongerende mensen.
Regelmatig werden er mensen opgepakt om in de Duitse industrie te gaan werken. Mevrouw van der Walle had in de oorlogstijd regelmatig onderduikers van allerlei nationaliteiten. Mevrouw Bolink kan zich herinneren, dat de meisjesvereniging een Frans lied instudeerde, dat vervolgens in een zondagse kerkdienst vooral erg hard gezongen moest worden. Na de oorlog bleek dat er op dat moment een aantal Franse onderduikers in de verwarmingskelder zat, die met dit lied een hart onder de riem werd gestoken.
Opvallend is dat de pastorie in de oorlogstijd een commandopost voor de Duitsers is geweest alswel een toevluchtsoord voor onderduikers. Met allerlei trucs moesten de onderduikers vaak weer naar een nieuw adres gebracht worden. Tot de “illegale” bewoners van de pastorie behoorde ook een Poolse spion, die vogelvrij was verklaard. Deze was een ingenieur uit Warschau en had tot taak banen van VI’s in kaart te brengen. Deze man stroopte de bossen af en om niet op te vallen droeg hij overdag een Duits uniform. Toen zijn missie was voltooid heeft mevrouw van der Walle hem op de fiets naar Borculo gebracht, waar hij door een vliegtuigje werd opgepikt.
Veel onderduikers, die naar elders vervoerd moesten worden, werden zogenaamd gearresteerd door de hoofdagent van Deventer en met een overvalwagen opgehaald van de pastorie.
Mevrouw Cellarius was een belangrijke steun voor mevrouw van der Walle; ze maakte onder andere vaak het eten voor de onderduikers.
In de oorlogstijd zijn er door bemiddeling van onze kerk en de Amsterdamse Westerkerk Amsterdamse kinderen ondergebracht in diverse gezinnen in Colmschate. Zo was het meisje Cisca Hoffenaar te gast bij de familie Kloosterboer en werd ze door Christiaan Kloosterboer met de paardensjees van het station in Deventer gehaald. Recentelijk heeft de familie Bolink nog weer kontakt met Cisca gehad. Ze is getrouwd en woont in Australië.
Op 8 april 1945 werd Colmschate bevrijd door de Canadezen, die onder andere vanaf de Schipbeek Colmschate binnen kwamen. Er werd zwaar gevochten en elk huis leek een vesting die genomen moest worden.
In veel boerderijen zaten Duitsers en die zijn dan ook beschoten. Een aantal van deze boerderijen is in rook opgegaan, ook het voormalige huis van koster Brinkman is zo verloren gegaan. Tijdens de gevechten hebben mensen zich schuil gehouden in de kelder van de kerk. Mevrouw van der Walle en haar kinderen hebben de laatste 5 dagen voor de bevrijding in de kelder doorgebracht. Op het laatst drongen ook enkele Duitsers, die het vege lijf wilden redden, de kerk binnen. Toen de Canadezen kwamen, braken dezen de kerk open en doorzochten alles. Mevrouw van der Walle vertelde direkt van de Duitsers en zei er bij dat ze die al had ontwapend. Hierdoor konden de Duitsers zonder verder geweld worden gearresteerd. Na afloop werd door de Canadezen thee gezet. Door de beschietingen waren alle deuren en ramen uit de pastorie geslagen en ook de tuin was zwaar gehavend. Het huis zelf was op dat moment ontruimd, want mevrouw van der Walle had op aanraden van de Duitsers haar spullen weg gehaald en in de pastorie van Okkenbroek ondergebracht. De pastorie is nog een tijdje als noodhospitaal gebruikt.
De nieuw gebouwde kerk maakte door de oorlog geen goede start. De kerkzaal was door de bezetters gebruikt voor het schoonmaken van geweren. De gordijnen werden daarbij als poetsdoeken gebruikt. De oorspronkelijke luidklok werd door de Duitsers gevorderd, zodat er na de oorlog een nieuwe klok gekocht moest worden. Om ernstige schade aan het glas-in-loodraam te voorkomen was het tijdelijk verwijderd. Omdat er geen goed beheer van de kerk mogelijk was heeft het pas gebouwde orgel ernstig te lijden gehad van weersinvloeden. In de oorlog kon er bijna niet schoongemaakt worden, daarom was er een grootscheepse schoonmaak nodig. Na de oorlog functioneerden onder andere de toiletten nauwelijks meer. Bij het feesten na de bevrijding zal men zich hier echter vast niet door hebben laten beinvloeden en werd er volop gevierd.
Onderstaande foto laat een paar kinderen zien die deelnamen aan de bevrijdingsfeesten.
In Boekzaal der geleerde Waerelt lezen we wat over het eerste orgel:
Colmschate, 22 september 1850.
Op deze dag wordt het nieuwe orgel ingewijd. Ds. L.J. van der Veen preekte over de aan God gewijde muziek, als een geschikt middel in Gods hand om de verhevene God verheerlijkende gevoelens op te wekken in den mensch. Deze plechtigheeid en een concert, dat des namiddag op het nieuwe orgel werd gegeven door de belangeloze medewerking van de heren A. te Wechel en Hessels, organisten te Apeldoorn, is tot algemeen genoegen afgelopen. Genoemde heren hebben ons door hun kunsttalent een genotvolle namiddag verschaft, terwijl hunne koraal, op de meest gepaste wijze des voormiddags ons gezang begeleidde. Openlijk zij hun daarvoor de dank der gemeente toegebracht. Ons orgel werd geheel uit bijdragen der gemeenteleden, van anderen die des zomers in ons midden verblijf hebben, van grondbezitters en welwillenden jegens de gemeente daargesteld. Allen zij daarvoor erkentenis toegebracht, maar boven allen den Hemelschen vader, die ze daartoe in staat stelde en hun opgewektheid gaf.
Het orgel is vervaardigd door C.F.A. Naber, orgel- en pianomaker te Deventer, die ook hier wederom toonde, alle lof en aanbeveling te verdienen. Immers heeft hij volgens deskundigen meer gedaan en geleverd dan men konde vorderen.
Doop-, trouw-, en rouwdiensten zijn kerkelijke samenkomsten waar alle mensen wel eens mee in aanraking komen. Om bij de doopdienst te beginnen: het dopen van een kind is lang een vanzelfsprekendheid geweest. Voor de kerk is de doop ook altijd een belangrijk sacrament geweest en gebleven. God wil met het nieuwgeboren kind te maken hebben en het kind verkrijgt de doop als teken en zegel voor het leven. Er zijn rond die doop echter steeds weer andere tradities gegroeid, ook in Colmschate. De vroegere koster G. Brinkman was jarenlang actief met het registreren van de kinderen die gedoopt zouden worden. De doopouders kwamen bij hem aan de Sworminksweg om zich te laten inschrijven. Deze inschrijving vond lx per maand plaats. Later werd het registreren door de dominee zelf gedaan en wel op de pastorie. Er bleven vaste doopdiensten. Al sinds lange tijd krijgen de doopouders een doopkaartje mee ter herinnering aan de doop.
Tegenwoordig is er een mooi gebruik om kinderen van de kindernevendienst doopkaarsen aan te laten bieden aan de doopouders. De kaarsen worden ontstoken aan de paaskaars om symbolisch “het licht van Christus” door te geven. Er wordt altijd 11 dagen voor de doopdienst een doopgesprek gehouden met doopouders, ouderling van dienst en predikant.
Bij trouwdiesten in de kerk staat het vragen om Gods zegen over het huwelijk centraal. De handoplegging door de dominee heeft een centrale rol bij deze inzegening. De knielbank is bedoeld om je te verootmoedigen voor God. De huwelijksbijbel die door de kerk geschonken wordt is het belangrijkste richtsnoer voor de toekomst van het bruidspaar.
Het trouwen geschiedde echter niet altijd in de kerk. Mevrouw van Het trouwen geschiedde echter niet altijd in de kerk. Mevrouw van der Walle refereerde naar de tijd, dat haar man, Abraham van der Walle dominee was in Colmschate. In de tijd 1937-1947 geschiedde het vaak dat er op de boerderij getrouwd werd.
Het trouwen geschiedde tot in de jaren dertig in het zwart. Eind jaren dertig kwam het “in het wit” trouwen in zwang. Dat bij het trouwen de kerk er wel eens bekaaid afkwam moge blijken uit onderstaand verhaal van ds Papineau Salm in de kerkbode van december 1952.
“NASCHRIFT VAN DE PREDIKANT”
. . . Het is mij opgevallen dat de collecten van de trouwdiensten zo gering zijn. Van 12 trouwdiensten in de laatst jaren bedroeg de gemiddelde collecte ƒ 38,00 per keer. Nu lijkt dit misschien een aardig bedrag. En in bepaalde gevallen is het dat ook. Wanneer het gaat om families waar de middelen bescheiden zijn en vaar men op heel eenvoudige wijze bruiloft viert dan doet men wat men kan. Maar het komt ook voor dat een zeer uitgebreide bruiloft gevierd wordt, die, dat kan ieder weten, vele honderden guldens, misschien wel bij de duizend gulden kost. En dan zien wij soms dat de collecte in de kerk niet meer dan een paar tientjes bedraagt. Dan is er naar mijn menig iets niet in den haak. Dan wordt de kerk afgescheept met een fooi. Als men dan toch zulke grote bedragen uitgeeft voor drank en gebak dan spreekt het m. i. vanzelf dat de kerk een behoorlijke collecte krijgt. Dan zou het niets bijzonders zijn als bruid en bruidegom ieder f 25,00 en de wederzijdse ouders ieder ƒ 10,00 gaven. Dat betekent toch niet veel op het grote bedrag dat een bruiloft toch aan sommigen kost. Om misverstand te vermijden wijs ik erop dat ik dit schrijf Vrijdag 12 December, dus voor de drie trouwdiensten in de komende week. Het gaat hier over huwelijken. Een ander ding is dat het tegenwoordig nooit voorkomt dat men ter gelegenheid van bijzondere dagen, 25 of 40 jarig huwelijk b.v., de kerk gedenkt. Is het zo vreemd dat men dan, hetzij in de collecte, hetzij door overhandigen aan de predikant of een ander lid van de kerkeraad uiting geeft aan zijn dankbaarheid?
Ik meen er goed aan te doen dit te schrijven omdat ik ervan overtuigd ben dat het hier niet gaat om onwil maar om onnadenkendheid. Ik stel mij voor dat velen zullen zeggen: Ja, dat is toch eigenlijk waar, dom van ons dat wij er nooit zo bij hebben nagedacht.”
De rouwdienst is ondanks de sombere reden een indrukwekkend gebeuren. In deze dienst wordt het leven van de overledene nog een keer in het volle licht van Gods genade gezet en blijkt telkens weer hoe boeiend een mensenleven is. De rouwdiensten worden nog niet zo lang in de kerk gehouden. In de begintijd van dominee Polhuijs, eind jaren vijftig, was het nog gebruikelijk dat de rouwplechtigheid op de boerderij geschiedde. We spreken van een tijd waarin de kerkgemeente Colmschate uit buurtschappen bestond, waar Noaberplicht hoog in het vaandel stond. De mensen waren sterk op elkaar aangewezen en bij het overlijden zorgden de naaste buren voor de direct opvang van de weduwe/ weduwnaar.
Tot 1921 was het de gewoonte dat de “noabers” (=naaste buren) de totale uitvaart verzorgden. Per buurtschap was er een boerenwagen beschikbaar, waarop de kist werd vervoerd. De kar werd door twee paarden getrokken. De boer die deze paarden en de boerenkar onder zijn hoede had werd daarom “doodenvaar of doonboer” genoemd.
Sommige buurtschappen hadden samen één verantwoordelijke boer. Het was gebruikelijk dat zo’n man bij allerlei festiviteiten werd uitgenodigd. Het opbaren geschiedde thuis. De samenkomst van familieleden en bekenden geschiedde op de deel voor het afscheid nemen. De doden werden via de achterdeur uit huis gedragen. Bij een huwelijk was de betreffende persoon via de voordeur binnen gekomen.
Achter de kerk ligt de oude begraafplaats waar ook één van de dominees van onze gemeente begraven ligt. Het is de heer van der Flier. Een stukje verderop aan de Sworminksweg ligt de nieuwe begraafplaats. Hier ligt ds. Rogaar begraven. Ook liggen er twee domineeskinderen, Tonnie van der Walle en Jan Papineau Salm. Bij zijn afscheid uit Colmschate refereert ds. Papineau Salm hiernaar:
“We hadden ook nooit kunnen denken dat het afscheid zo moeilijk zou zijn omdat we hier zoveel achterlaten nu, onze Jan niet met ons meegaat, Colmschate is de plaats waar we hem hebben gekregen, waarhij gedoopt is, waar hij geleefd en gespeeld heeft, waar hij ook gestorven en begraven is. We weten dat hij voor velen Uwer veel heeft betekend en dat velen Uwer veel voor hem hebben betekend. Dat is een band die nooit zal verdwijnen.”
In de kerk vinden we nog een herinnering aan Jan Papineau Salm. De twee achthoekige tafeltjes en een vierkant tafeltje zijn gekocht van zijn spaargeld.
In 1921 werd de begrafenisvereniging “Colmschate en omstreken” opgericht. De reden hiervan was dat men de begrafenissen een meer passend karakter wilde geven. De vereniging heeft officiële dragers. In de beginjaren kon men volgens drie klassen begraven worden. Afhankelijk van het feit of men l, 2 of 3e klas begraven werd hadden de dragers witzilverkleurige, zilverkleurige, of zwarte matressen.
Net als nu droegen de dragers een zwart pak en een zwarte hoge hoed. Het vervoeren van de kist geschiedde tot 1950 met een zogenaamde lijkkoets, waarvan het onderhoud geschiedde door Stalhouderij Sonneberg in Deventer. De familie en bekenden liepen achter de koets aan.
In 1950 werd de koets vervangen door een auto. Na verloop van tijd werden er meer en meer rouwdiensten in de kerk gehouden. Ook het verenigingsgebouw van de Stichting voor Christelijke belangen is gebruikt voor rouwplechtigheden. Pas de laatste jaren is het gebruikelijk dat de rouwplechtigeid in de kerk geschiedt.
Wat is een kerkelijke gemeente zonder verenigingsleven? De gemeente in Colmschate was en is hierop geen uitzondering. Er waren en er zijn nog steeds allerlei verenigingen actief. Over enkele verenigingen vertellen we hier iets meer;we zijn hiermee bij lange na niet volledig!
Binnen het verenigingsleven nam de Stichting tot het in stand houden van een gebouw voor Christelijke belangen te Colmschate een bijzondere plaats in.
Op 5 februari 1925 schreef de heer H.Schutte een brief aan de Burgemeester en Wethouders der gemeente Diepenveen met het verzoek tot het bouwen van ” een locaal voor de Stichting van Christelijke belangen te Colmschate”. ” De bouwopzichter der gemeente Diepenveen” gaf op 12 februari 1925 een verklaring af dat de bouwaanvraag van de heer Schutte “aan de eisen der bouwverordening voldeed en kon worden ingewilligd”.
Het gebouw werd gebouwd aan de Holterweg 87, voorheen W[eteringen] 93, en stond achter de kosterswoning.
De Stichting, die door het orthodoxe deel van de Hervormden was opgericht, wilde het gebouw ook gaan gebruiken voor kerkdiensten en ze wilde ook een eigen dominee benoemen. Volgens de kerkorde mocht dit echter niet omdat het gebouw te dicht bij de eigenlijke, oorspronkelijke, Hervormde Kerk stond. Als gevolg van de (menings)verschillen tussen orthodoxen en vrijzinnigen ontstonden er allerlei verenigingen in tweevoud, b.v. twee muziekverenigingen, twee kerkkoren. Het gebouw werd door allerlei verenigingen gebruikt en in 1938 deed het zelfs nog dienst als kerk. Dit was toen de oude kerk afgebroken werd en de nieuwe gebouwd moest worden.
In 1956 heeft de kerkeraad uiteindelijk kontakt gezocht met het bestuur van de Stichting. Zij vond het onjuist dat er geen enkel officieel contact bestond tussen hen en de organisatie die onderdak verschafte aan verschillende verenigingen die op kerkelijk terrein werkzaam waren. Het bestuur van de Stichting gaf toen als reden van haar bestaan:” het onderdak verschaffen aan enkele verenigingen die in het verleden geen onderdak hebben gevonden bij de kerk” Onderdak zowel letterlijk en figuurlijk. Op dat moment was het idee om plannen te ontwerpen om te komen tot de bouw van een lokaliteit aan of bij de kerkzaal. Wanneer die plannen verwezenlijkt zouden zijn, zou het gebouw voor Christelijke belangen gesloten worden.
Uiteindelijk werd de Stichting opgeheven en in 1959 werd besloten dat het gebouw door de kerkvoogdij zou worden aangekocht. Eén van de redenen hiervoor was dat de kerk met ruimtegebrek te kampen had, met name in de wintermaanden wanneer het verenigingsleven op volle toeren draaide. Omdat het gebouw niet meer in zo’n goede staat verkeerde werd er in 1961 een aktie gehouden om geld (f 20.000,-) in te zamelen zodat het gebouw kon worden opgeknapt. In 1967 bestonden er in Colmschate plannen voor de bouw van een dorpshuis. Er waren destijds al exploitatietekorten voor het gebouw van Christelijke belangen. De bouw van het dorpshuis heeft er toe geleid dat het gebouw een financiële last voor de kerk werd. Begin tachtiger jaren werd het gebouw aan garage de Roos verkocht en is nog korte tijd als magazijn gebruikt. Uiteindelijk is het gebouw afgebroken.
De CJV
Het CJV bestond uit twee afdelingen: de jongemannenvereniging “Het Mosterdzaadje” en de meisjevereniging “Eben Haëzer”.
De jongemannenvereniging werd in 1899 opgericht; de meisjesvereniging werd op 27 september 1920 opgericht.
Mevrouw van de Flier was een tijdlang voorzitster van de meisjesvereniging en mevrouw Brinkman heeft als leidster nog haar 25-jarig jubileum gevierd.
In 1937 werd door mevrouw van de Walle een nieuw onderdeel van de meisjesvereniging opgericht.Deze jeugdclub heette “Van knop tot bloem”. Aanvankelijk was mevrouw Wilbrink hiervan de leidster, later waren dat mevrouw van de Walle en mevrouw Zweers. Eén keer per jaar was er een uitstapje van de meisjesvereniging. Wanneer dit op de fiets was mocht er één (jonge)man mee. Dit mocht omdat hij dan eventuele lekke banden kon plakken.
Wat betreft de jongemannenvereniging valt nog te melden dat de heer Steven Nieuwenhuis een tijdlang leider is geweest. De jongere jongens gingen naar de knapenvereniging “Emmanuël”. Er werden regelmatig gezamenlijke aktiviteiten georganiseerd,zoals na de bevrijding. Voor het bevrijdingsfeest hadden de jongens-en meisjesvereniging samen een wagen gemaakt. Het geheel stelde de elf provinciën voor. In latere jaren zijn de jongens- en meisjesvereniging één gezamenlijke CJV geworden. De CJV is in de loop der tijd verscheidene malen opgeheven en weer heropgericht.
Kerkkoor.
In eerste instantie was er het zangkoor “Soli Deo Gloria”. De dirigent hiervan was de heer Fukkink. Het kerkkoor, dat tegenwoordig ook nog regelmatig te beluisteren valt, werd door mevrouw van de Walle en haar vriendin Sophie Cellarius in 1939 opgericht. De eerste repetitie vond plaats op 9 oktober 1939 en de eerste dirigent was de heer Rensen uit Deventer. De heer Musch, de huidige dirigent, leidt het koor inmiddels 42 jaar.
In de loop der jaren heeft het kerkkoor aan velerlei kerkdiensten haar medewerking verleend al of niet in samenwerking met één van beide muziekverenigingen (de Eendracht of Juliana).
De Hervormde Vrouwengroep Colmschate (HVG) is opgericht in oktober 1948 en kreeg als naam “In dienst der Kerk”. De groep komt iedere derde maandagavond van de maand bijeen in de kerkzaal . De avond wordt altijd geopend met bijbel lezen en zingen waarna een spreker of spreekster de rest van de avond vult. Eén keer per jaar wordt er een bazar gehouden waarvan de opbrengst bestemd is voor de kerk ( aanschaf van bepaalde dingen). Het gezamenlijke ui tstapje met de bus is één van de hoogtepunten in het verenigingsjaar
Onderschrift: Het MOSTERDZAADJE tijdens het 30-jarig jubileum in 1929
Onderschrift: Meisjesvereniging EBEN-HAEZER in de dierentuin omstreeks 1950
Oorspronkelijk kende Colmschate alleen een Nederlands Hervormde Kerk; hiertoe behoorde ook Schalkhaar. De enkele gereformeerden die er woonden behoorden kerkelijk gezien bij Deventer. Toen in 1974 de annexatie van Colmschate door Deventer een feit werd, veranderde er niet alleen veel voor het dorp Colmschate en omgeving. Ook voor de hervormde kerkelijke gemeente betekende deze annexatie een grote verandering. De Hervormde Gemeente maakte in korte tijd een flinke groei door en bovendien ontstond er een (niet officiële) gereformeerde wijkgemeente Colmschate (Deventer zuid).
Al in het najaar van 1974 werden er besprekingen gevoerd tussen de Gereformeerde Kerk en de Hervormde Gemeente. Hierbij was ook nog de Rooms Katholieke Kerk betrokken. Het streven toen was om te komen tot een gezamenlijke “Opendag”.Deze dag is gehouden op 6 april 1975 in het oude scholencomplex op het Oostrik en werd voorafgegaan door een kerkdienst in de Hervormde Kerk, o.l.v. ds. Polhuijs. De gesprekken tussen de Gereformeerde Kerk (Deventer) en de Hervormde Gemeente (Colmschate) gingen door. Uiteindelijk resulteerde dit in de eerste dienst onder gezamenlijke verantwoordelijkheid op 4 april 1976 in ’t Haarhuus in Schalkhaar. Deze dienst werd geleid door ds. Kalksma (gereformeerd) en ds. Polhuijs (hervormd). Er werd een werkgroep gevormd: de werkgroep Hervormd-Gereformeerd Colmschate-Schalkhaar. Deze werkgroep organiseerde in eerste instantie een aantal gezamenlijk kerkdiensten. Voor zover die diensten in Schalkhaar gehouden werden, kon men vanaf januari 1979 gebruik maken van de Rooms Katholieke Kerk (overigens was de Rooms Katholieke Kerk bij de gesprekken over samenwerking inmiddels afgehaakt). Verder werden er in 1979 o.a. al gezamenlijke gesprekskringen en catechesaties georganiseerd.
In 1982 werd, door de verschillende kerkeraden, een vijfjarenplan aangenomen:
Samen op Weg in Colmschate.
Voor elk jaar werden er nieuwe stappen in het Samen op Weg proces aangegeven. Enkele van deze stappen waren:
1983: Voor het eerst verscheen de Colmschater Nieuwsbrief. Bij de gereformeerden werd deze als losse bijlage bij de Gemeentestem bezorgd. De hervormden ontvingen de Colmschater Nieuwsbrief als onderdeel van hun Kerkbode.
1984: De beide kerkeraden vergaderden om de maand samen.
1985: Alle kerkeraadsvergaderingen werden gezamenlijk, evenals de vergaderingen van diakonie en kerkvoogdij.In de nieuwe wijken waren gezamenlijke pastorale teams. Op 15 mei van dit jaar ging er een beleidscommissie van start (bestaande uit hervormden en gereformeerden), met als taak:
‘alles voor te bereiden wat kerkordelijk noodzakelijk was om te komen tot een federatie van de Hervormde en Gereformeerde Gemeente Colmschate. De conventie (overeenkomst) werd door de commissie voorbereid en in 1986 door de kerkeraad vastgesteld. Omdat de gereformeerden in Schalkhaar nog niet zo ver in het Samen op Weg proces waren, werd besloten om de Hervormde Gemeente van Schalkhaar een zekere mate van zelfstandigheid te geven, zodat het Samen Op Weg proces in Colmschate niet in gevaar zou komen.
1986: Voor het eerst verscheen er een gezamenlijk kerkblad in Colmschate, de uiteindelijke naam werd : de Nieuwsbrief. Er kwam een andere verdeling van preekbeurten. Elke eerste drie zondagen van de maand waren er gezamenlijke kerkdiensten. Ds. Polhuijs ging twee van die drie diensten voor, ds. Bras één van de drie. Vanaf 1986 nam ieder de helft van de gemeenschappelijke diensten voor zijn rekening, (drie van de zes diensten per twee maanden).
Volgens het vijfjarenplan had in 1987 alles gezamenlijk moeten worden gedaan en had de federatie een feit moeten worden. Voordat dit gerealiseerd kon worden vertrok ds. Bras in november 1986 naar Sassenheim.
Om het beroepen van een nieuwe predikant (voor de Hervormd Gereformeerde Gemeente Colmschate ) te vergemakkelijken trad ds. Polhuijs vervroegd uit. Op 26 april 1987 was zijn afscheidsdienst. Door zijn vervroegde uittreding kwam hij net niet aan zijn 30-jarig ambtsjubileum in Colmschate.
Inmiddels was er een beroepingscommissie aan het werk. Er werd een beroep uitgebracht op ds. Oosterveld en zij nam dit beroep aan. Op 4 oktober 1987 was haar officiële intrededienst. Nadat van alle instanties toestemming was verkregen werd uiteindelijk op 23 oktober 1988 de officiële Samen op Weg overeenkomst ondertekend. Van dat moment af waren de Hervormde Gemeente Colmschate en de zelfstandig geworden wijkgemeente van de Gereformeerde Kerk Deventer één gemeente. De Hervormde Gemeente van Schalkhaar krijgt in 1989 een eigen (parttime) predikante in de persoon van ds. van Luttikhuizen. Omdat de nieuwe Samen op Weg gemeente steeds groter werd, was er dringend behoefte aan uitbreiding van de pastorale zorg.
In 1992 kwam die uitbreiding: ds. Dorst.
En nu is er dan de viering van het 150-jarig bestaan (1993) van de kerkgemeente in Colmschate. Honderdvijftig jaar waarover nog veel meer te vertellen valt dan wat u in dit boekje heeft kunnen lezen.
De dominees
Hendrikus Gerardus Schuurman
van 25-06-2017 tot 1 juli 2024
Walter Meijles
van 11-03-2012 tot 10-09-2016
Trijnie Plattje
van 25-04-2004 – 18-2-02-2021
Martine Elisabeth Nijveld
van 28-10-2001 – 20-06-2015
Elisabeth Hendrika Wifrieda Stam
van 28-10-2001 tot 03-04-2011
Olaf Gerard Haasnoot
van 01-10-1995 tot 31-01-2003
Hanneke Ruitenbeek
van 25-09-1994 tot 31-01-2000
Johannes Dorst
van 01-07-1992 – 31-03-2001
Alberta Elizabeth van Luttikhuizen
van 02-04-1989 tot 27-02-1994
Hendrina Alida Oosterveld van Aken
van 04-10-1987 tot 01-09-1995
Willem Christiaan Cornelis Polhuijs
van 17-11-1957 tot 30-04-1987
Jean Papineau Salm
van 15-10-1950 tot 15-09-1957
Frederik Adriaan Westhoff
van 21-09-1947 tot 01-06-1950
Abraham van der Walle
van 25-04-1837 tot 26-07-1947
Mr. Christoffel Johannes Bartels
van 03-04-1932 tot 17-01-1937
Dr. Herman Fhilippus Rogaar
van 09-11-1924 tot 01-06-1931
Dr. Petrus Jurrianus Gouda Quint
van 04-04-1880 tot 15-07-1881
Dirk Gerretsen
van 12-03-1882 tot 26-02-1888
George Frans Haspels
van 12-08-1888 tot 03-05-1896
Jacob Wessels Boer
van 12-03-1882 tot 26-02-1888
Dr. Petrus Jurrianus Gouda Quint
van 04-04-1880 tot 15-07-1881
Jhr Johan van Gesseler
van 18-07-1878 tot 31-08-1879
Dr. Antonie Adriaan van Otlerk
van 10-10-1875 tot 17-02-1878
Lambertus Christiaan ten Bruggenkate
van 01-05-1870 tot 21-02-1875
Dirk Theodoor Uden Masman
van 06-08-1865 tot 28-11-1869
Albertus Samuel Carpentier Alting
van 1861 – ca 1865
Lucas Jacob van der Veen
van 13-08-1843 tot 09-10-1860